Column: Breakie-break, is er iemand standby?
(Christian van der Ven)
Twaalf jaar. Ik zat in de tweede brugklas toen ik in navolging van schoolvriendjes een ‘bakkie’ kocht. Dat was een soort radio waarmee je, op de 27MC-band, niet alleen signalen kon ontvangen, maar ook zelf kon uitzenden. In de jaren ‘70 en ‘80 waren zulke bakkies een ware rage. Onze halve klas had er eentje, dus iedere avond werd met een ‘mike’ (microfoon) in de hand samen huiswerk gemaakt. En zo.

Met de juiste antenne op het dak breidde mijn sociale netwerk zich snel uit. Ik vond gesprekspartners buiten mijn school, straat en stad. Van de zus van een klasgenoot tot volslagen onbekenden. Op kanaal 14, het algemene oproepkanaal, ontmoette je elkaar, daarna sprak je af op een van de andere kanalen. Tot hooguit kanaal 22, want daarboven werd het illegaal. En niet op 19, want daar zaten de truckers.
In mijn Kleine Bosatlas trok ik met een passer cirkels tot hoe wijd weg ik mensen ontmoette. Vanuit Waalwijk was dat meestal niet verder dan Tilburg, maar soms werkte de weersomstandigheden mee en eenmaal reikte ik zelfs tot Frankrijk.

Groepsgewijs werd school stom gevonden, naar muziek geluisterd, de wereld verbeterd (voor brugklassers tenminste) of de laatste klassenfuif geëvalueerd, een beetje afhankelijk van wie er ‘op de bak’ waren. Er werden nieuwtjes uitgewisseld, er werd geroddeld en geruzied, maar je stond elkaar ook bij als het even moeilijk was.
Ondanks schuilnamen (mijn alias was Pixie) kende je een deel van je gespreksgenoten natuurlijk persoonlijk, bijvoorbeeld van school. Onder de rest zaten er veel die je als kennis zou typeren, mensen die een bepaalde interesse met je deelden waarover je soms aan de praat raakte, maar verder niet goed kende. Mensen die misschien heel ergens anders woonden, maar misschien ook om de hoek. Andere mensen die daarom soms ontmoetingen en activiteiten organiseerden.

Er zaten ook gewoon pestkoppen tussen, die als grapje andermans gesprekken dwarsboomden door te ‘knijpen’ (voortdurend je mike inknijpen en loslaten, zodat het kanaal stoorde) en een ouwe viespeuk die we ‘de mol’ noemden. Die probeerde vooral met jonge meisjes aan de babbel te raken (in de praktijk meestal 12-jarige jongetjes die hun lach probeerden in te houden).
Maar onder al die mensen vond je ook nieuwe vrienden. Mensen die je enkel van de bak kende, maar die je zonder meer tot je beste kameraden rekende. En mensen van wie je onder de indruk raakte, naar wie je graag luisterde en wiens mening belangrijk voor je werd.

Er kwamen mensen bij, er vielen er af. Er was een kleine kern dagelijks actieven, er was een grote groep onregelmatige volgers. Je zocht contact en gelijkgestemden, vond aandacht en andersdenkenden, je luisterde en je deelde, je wilde gehoord worden en je hoorde erbij. Het was een gevarieerde gemeenschap van mensen, daarbinnen groeiden groepjes waarbij je je thuis ging voelen.
Maar de bakkie verdween en het internet kwam. Web 2.0 maakte van iedereen de trotse eigenaar van een supersonische bakkie. Sociale media zorgden voor wereldwijde ontvangst en een oneindig aantal kanalen. Met je hele klas, met je vrienden en collega’s, met peers en lurkers, knijpers, mollen en influencers.

Of het nu op een bakkie was, bij de sportclub, tijdens feestjes, in de kroeg of op de camping; lang voordat er internet was, ontdekten wij allemaal de pracht en kracht van community’s al.
Je zou daarom denken dat ook archivarissen die ervaringen goed weten te benutten. Maar een digitaal rondje langs archiefdiensten geeft helaas veel forums zonder ontmoetingen, blogs zonder aandacht en profielen zonder gesprekken. Negeren in plaats van reageren. Zenden zonder ontvangen.

Archivarissen hebben meer bakkies nodig.

Christian van der Ven

Deze column verscheen in het Archievenblad (jaargang 123, nummer 10, 2019). Tekening: Niels Bongers.




info@pttmarc.nl
+31647598847
De Foto's van PTTMARC.NL hebben copyright©, het is niet toegestaan deze foto's te gebruiken - The pictures on PTTMARC.NL have copyright©, it is not allowed to use these pictures.